FRITS KLEIN 90 JAAR

  klein90jaar

 

 
Bijlage - pagina 6

Henk van Gelre

De droomwereld van Frits Klein
 
  Filosofie, godsdienst en kunst zijn middelen, waarvan de mens zich bedient om de werkelijkheid te 
 overwinnen en te kunnen overleven. Zij brengen, als een wereld van eigen waarde of van eigen 
 schepping, de diepste verlangens van de mens tot uitdrukking.
 Op de schilderijen van Frits Klein wordt zo'n wereld tot vertrouwde werkelijkheid. Zijn parken en tuinen, 
 stranden en weiden, bloemenwinkels, paarden en vogels zijn even 'onwerkelijk' als de droombeelden van 
 Chagall, of het Ave Verum van Mozart.
 Maar ze zijn voorstelbaar en herinneren ons eraan dat het paradijs nog bestaat, op zijn minst als, 
 onuitroeibaar, menselijk verlangen. Op de schilderijen van Frits Klein wordt het werkelijkheid.
 Daarom zal zijn werk aktueel blijven zolang het verlangen van de mens naar een andere,
 warmere en zonniger wereld nog niet geheel is verstikt.
 De mate waarin een kunstenaar zichzelf gerealiseerd heeft in zijn werk is bepalend voor de individualiteit, 
 voor het volstrekt eigen, onverwisselbare en onvergelijkbare karakter daarvan. 
 Kleins werk voldoet in alle opzichten aan deze eis, die het waarmerk van alle groten is. 
 Het is niet alleen in hoge mate als zijn werk herkenbaar, het is Klein zelf. Wie het werk kent, kent
 ook de mens en omgekeerd. Alleen wat schoon, harmonisch en zuiver is, bezielt hem en nog steeds kan 
 hij  met de verrukking van een kind opgaan in de wonderen van de natuur. Een doorkijkje tussen bomen
 op een wei waarin koeien grazen, een plas waarin zich de kleuren van het in licht badende gebladerte 
 weerspiegelen.
 Zelden heb ik iemand ontmoet die zo van het leven weet te genieten als hij en die zo dankbaar is voor 
 alles wat het hem geschonken heeft.
 Daarbij bezit hij een blijmoedigheid, die hem zelfs in donkere tijden - want ook die zijn zijn deel geweest - 
 niet verlaat. Klein is iemand die slechts schroomvallig en behoedzaam zijn mening geeft wanneer hem 
 daarnaar gevraagd wordt en die er altijd op bedacht is niemand te kwetsen. Hij houdt zich liever op de 
 achtergrond dan op de voorgrond te treden en bezit de onder kunstenaars zeldzame eigenschap nooit
 op het werk van collega's af te geven. Hoogstens zal hij zeggen dat hij het niet begrijpt of er geen
 verwantschap mee voelt.
 Klein is zijn leven lang zichzelf trouw en, bijgevolg, 'oneigentijds' gebleven. Toen hij zich in 1919 in 
 Parijs vestigde, mocht daar alleen Cézanne bewonderd en dus kubistisch geschilderd worden, zoals
 in de jaren vijftig en zestig alleen hij die abstract schilderde er op mocht rekenen serieus te worden 
 genomen. Wie dat niet deed werd geen blik waardig gekeurd. Klein bleef echter zichzelf.
 Zoals hij zijn bewondering voor Monet, Bonnard en Turner nooit verloochend heeft, zo is hij ook als 
 schilder door de jaren heen met stille onverzettelijkheid zijn eigen weg blijven gaan.
 Langzaam maar onweerstaanbaar verovert het de blijvende erkenning, welke alleen aan de sterken is 
 voorbehouden. Aan hen die de zuigkracht en het commerciële succes van de tijdelijke modegolven
 weten te weerstaan.
 Dat Kleins werk nu in steeds bredere kringen die erkenning vindt welke het verdient, wordt misschien 
 juist verklaard uit het feit, dat het zowel traditioneel als modern is.
 Het is traditioneel in zoverre de voorstelling, het beeld, herkenbaar is of naar een herkenbare
 inspiratiebron verwijst, terwijl het volkomen modern, ja, soms zelfs bijna abstract is door de
 persoonlijke wijze waarop hij vorm en kleur geeft aan dat beeld.
 Vorm en kleur zijn niet meer aan de voorstelling gebonden, geen naturalistische beschrijving daarvan,
 maar leiden een eigen autonoom bestaan binnen de compositorische eenheid die elk schilderij is. De
 voorstelling wordt omgezet in pure,dikwijls irreële kleuren, die Klein geheel volgens zijn eigen gevoelens 
 en intuïtie gebruikt, gehoor gevend aan de inspiratie, aan het innerlijk beeld.
 De schilder is slechts het medium. Daarbij kunnen boomstammen een robijnrode, roze of blauwe kleur 
 aannemen en worden de bladeren violet of geel. Zoals er ook gele paarden en blauwe koeien op zijn
 schilderijen verschijnen. Binnen het zeer persoonlijke avontuur dat elk werk van Klein ook voor hemzelf is,
 is alles mogelijk, maar bijna altijd is het eindresultaat een betoverend harmonisch geheel van in 
 opperste lichtheid vibrerende kleuren,waarin de motieven in hun ijle, bijna immateriële  verschijningsvorm
 als dragers van leven fungeren. Kleins schilderijen zijn gedichten in kleur die de ons vertrouwde dingen
 op een nieuwe wijze, in een ander licht, laten zien.
 Kleins paradijselijke lyriek is de vereniging van de kleuren van de Côte d'Azur, waar hij vele jaren          
 woonde, met een   oosterse onstoffelijkheid, melodieusheid en gevoel voor harmonie, waarmee hij  
 voor ons een droomwereld tot werkelijkheid maakt.
 
Henk van Gelre