|
De droomwereld van Frits Klein |
|
|
|
Filosofie, godsdienst en kunst zijn middelen,
waarvan de mens zich bedient om de werkelijkheid te |
|
overwinnen en te kunnen overleven. Zij brengen, als
een wereld van eigen waarde of van eigen |
|
schepping, de diepste verlangens van de mens tot
uitdrukking. |
|
Op de schilderijen van Frits Klein wordt zo'n wereld
tot vertrouwde werkelijkheid. Zijn parken en tuinen, |
|
stranden en weiden, bloemenwinkels, paarden en vogels
zijn even 'onwerkelijk' als de droombeelden van |
|
Chagall, of het Ave Verum van Mozart. |
|
Maar ze zijn voorstelbaar en herinneren ons eraan dat
het paradijs nog bestaat, op zijn minst als, |
|
onuitroeibaar, menselijk verlangen. Op de
schilderijen van Frits Klein wordt het werkelijkheid. |
|
Daarom zal zijn werk aktueel blijven zolang het
verlangen van de mens naar een andere, |
|
warmere en zonniger wereld nog niet geheel is
verstikt. |
|
De mate waarin een kunstenaar zichzelf gerealiseerd
heeft in zijn werk is bepalend voor de
individualiteit, |
|
voor het volstrekt eigen, onverwisselbare en
onvergelijkbare karakter daarvan. |
|
Kleins werk voldoet in alle opzichten aan deze eis,
die het waarmerk van alle groten is. |
|
Het is niet alleen in hoge mate als zijn werk
herkenbaar, het is Klein zelf. Wie het werk kent, kent |
|
ook de mens en omgekeerd. Alleen wat schoon,
harmonisch en zuiver is, bezielt hem en nog steeds
kan |
|
hij met de verrukking van een kind opgaan in de
wonderen van de natuur. Een doorkijkje tussen bomen |
|
op een wei waarin koeien grazen, een plas waarin zich
de kleuren van het in licht badende gebladerte |
|
weerspiegelen. |
|
Zelden heb ik iemand ontmoet die zo van het leven
weet te genieten als hij en die zo dankbaar is voor |
|
alles wat het hem geschonken heeft. |
|
Daarbij bezit hij een blijmoedigheid, die hem zelfs
in donkere tijden - want ook die zijn zijn deel
geweest - |
|
niet verlaat. Klein is iemand die slechts
schroomvallig en behoedzaam zijn mening geeft wanneer
hem |
|
daarnaar gevraagd wordt en die er altijd op bedacht
is niemand te kwetsen. Hij houdt zich liever op de |
|
achtergrond dan op de voorgrond te treden en bezit de
onder kunstenaars zeldzame eigenschap nooit |
|
op het werk van collega's af te geven. Hoogstens zal
hij zeggen dat hij het niet begrijpt of er geen |
|
verwantschap mee voelt. |
|
Klein is zijn leven lang zichzelf trouw en,
bijgevolg, 'oneigentijds' gebleven. Toen hij zich in
1919 in |
|
Parijs vestigde, mocht daar alleen Cézanne bewonderd
en dus kubistisch geschilderd worden, zoals |
|
in de jaren vijftig en zestig alleen hij die abstract
schilderde er op mocht rekenen serieus te worden |
|
genomen. Wie dat niet deed werd geen blik waardig
gekeurd. Klein bleef echter zichzelf. |
|
Zoals hij zijn bewondering voor Monet, Bonnard en
Turner nooit verloochend heeft, zo is hij ook als |
|
schilder door de jaren heen met stille
onverzettelijkheid zijn eigen weg blijven gaan. |
|
Langzaam maar onweerstaanbaar verovert het de
blijvende erkenning, welke alleen aan de sterken is |
|
voorbehouden. Aan hen die de zuigkracht en het
commerciële succes van de tijdelijke modegolven |
|
weten te weerstaan. |
|
Dat Kleins werk nu in steeds bredere kringen die
erkenning vindt welke het verdient, wordt misschien |
|
juist verklaard uit het feit, dat het zowel
traditioneel als modern is. |
|
Het is traditioneel in zoverre de voorstelling, het
beeld, herkenbaar is of naar een herkenbare |
|
inspiratiebron verwijst, terwijl het volkomen modern,
ja, soms zelfs bijna abstract is door de |
|
persoonlijke wijze waarop hij vorm en kleur geeft aan
dat beeld. |
|
Vorm en kleur zijn niet meer aan de voorstelling
gebonden, geen naturalistische beschrijving daarvan, |
|
maar leiden een eigen autonoom bestaan binnen de
compositorische eenheid die elk schilderij is. De |
|
voorstelling wordt omgezet in pure,dikwijls irreële
kleuren, die Klein geheel volgens zijn eigen
gevoelens |
|
en intuïtie gebruikt, gehoor gevend aan de
inspiratie, aan het innerlijk beeld. |
|
De schilder is slechts het medium. Daarbij kunnen
boomstammen een robijnrode, roze of blauwe kleur |
|
aannemen en worden de bladeren violet of geel. Zoals
er ook gele paarden en blauwe koeien op zijn |
|
schilderijen verschijnen. Binnen het zeer
persoonlijke avontuur dat elk werk van Klein ook voor
hemzelf is, |
|
is alles mogelijk, maar bijna altijd is het
eindresultaat een betoverend harmonisch geheel van in |
|
opperste lichtheid vibrerende kleuren,waarin de
motieven in hun ijle, bijna immateriële
verschijningsvorm |
|
als dragers van leven fungeren. Kleins schilderijen
zijn gedichten in kleur die de ons vertrouwde dingen |
|
op een nieuwe wijze, in een ander licht, laten zien. |
|
Kleins paradijselijke lyriek is de vereniging van de
kleuren van de Côte d'Azur, waar hij vele jaren
|
|
woonde, met een oosterse onstoffelijkheid,
melodieusheid en gevoel voor harmonie, waarmee hij |
|
voor ons een droomwereld tot werkelijkheid maakt. |
|
|
|
Henk van Gelre |
|
|